Schema & Woordenlijst


SCHEMA

LEGENDA
Zwarte pijl = reagerend
Groene pijl = activerend
Rode pijl = inhiberend (belemmerend)
Dubbele rode pijl = wederzijds inhiberend
TOELICHTING
Situatie t1
Situatie t1 laat zien hoe zelfbetrokkenheid en sociaal wenselijk gedrag ontstaat.
Op tijdstip t1, activeert een willekeurige situatie (A) automatisch een actiebereidheid en oordeel er over (vanuit je persoonlijke ervaring en behoeften).
De positieve, situatieve actie die daaruit voortkomt, kan vervolgens door een ander als negatief worden ervaren en kan een verwerpende reactie oproepen.
Als de ander belangrijk is of heel heftig reageert, kan de ‘pijn’ die dat doet je zodanig afschrikken (zozeer afwijzend of traumatisch ervaren worden), dat je je eigen gedrag overeenkomstig gaat afwijzen.
Je gaat je over dat gedrag naar het verleden slecht voelen (“schuldig”) en over dat gedrag naar de toekomst slecht voelen (“angstig”).
Zo ontstaat een zelfverwerpende actiebereidheid om je eigen gedrag ongedaan te willen maken, tegen te houden.
Om niet meer af te wijken van het oordeel van die ander(en), om je op sociaal wenselijke manier te kunnen gedragen.
Situatie t2
Situatie t2 toont hoe een vergelijkbare actuele situatie (A’), niet alleen een vergelijkbaar situatief oordeel en actiebereidheid oproept.
Omdat de situatie enigszins op de oude situatie (A) lijkt, roept deze tegelijkertijd ook het zelfverwerpende oordeel op dat ontstond na de afwijzende reactie van die ander (dus weer zelfbetrokkenheid en angst).
Beide actietendenzen werken tegengesteld, wat spanning tussen beide doet ontstaan.
Zichtbaar is dat in situatie A’ de zelfbetrokken angst groter is dan de situatieve actiebereidheid, waardoor deze onderdrukt zal worden, en je niet tot situatief maar tot sociaal wenselijk gedrag overgaat.
Deze spanning en onderdrukking kan op de lange termijn tot klachten en symptomen leiden.
Situatie t3
Situatie t3 laat zien hoe Integrative Therapy tegelijkertijd op 3 niveaus werkzaam is:
Hoe je met Integrative Therapy het onderdrukkende, zelfbetrokken gevoel kan identificeren en verminderen door lichaamstherapie.
Hoe je met psychotherapie de remmende zelf-afwijzing kan gaan herkennen, en weer bewust en overtuigd kan worden van je eigen situatieve oordeel.
En hoe je met situatieve therapie kan oefenen om je weer situatief uiten in plaats van sociaal wenselijk, zonder anderen te hoeven kwetsen of daar een conflict mee aan te hoeven gaan.
Zichtbaar is gemaakt dat daardoor je eigen situatieve actiebereidheid, oordeel en reageren, sterker wordt dan het zelfbetrokken onderdrukken ervan.
Waardoor je weer kan leven naar je eigen zin: betekenisvol leven.

VERKLARENDE WOORDENLIJST
Actiebereidheid / actietendens: De intentionele mobilisatie van lijf en aandacht om actief in te gaan op de situatie (om aspecten daarvan te veranderen of te handhaven), die automatisch ontstaat met je oordeel over de situatie.
Actiebereidheid ontstaat wanneer je aandacht door (een aspect van) de situatie getrokken wordt en komt tot uiting in lichamelijke processen, van hormoonafgifte, gewijzigde bloedsomloop, hartslag, ademhaling tot spierspanning en lichaamshouding.
Actiebereidheid verdwijnt wanneer je tot actie overgaat, en/of wanneer de situatie verandert, of wanneer een andere actiebereidheid sterker is en deze onderdrukt.
Belemmeren: Het tegengaan van het effectueren van actiebereidheid (inhiberen), voorkomen dat actiebereidheid overgaat in actie.
Betekenisvol leven: Handelen en leven naar de manier waarop (de meeste) situaties betekenis voor je hebben.
Blootstellen: Het ondergaan van onplezierige, negatieve gevoelens als angst en zelfverwerping zonder er aan toe te geven, zonder er naar te handelen door iets aan de situatie te willen doen of aan de gevoelens zelf, om de onplezierigheid te verminderen (blootstellen = exposure).
Effectueren: Het omzetten van actiebereidheid in actie.
Expressie: Het effectueren van actiebereidheid.
Doorvoelen: het interoceptief blijven waarnemen van het lijfelijke gevoel dat optreedt bij een bepaalde actiebereidheid, ook al kan dat een onplezierig gevoel zijn (zoals bij een angstige actiebereidheid).
Gewoontevorming: Het versterken en versnellen van de effectuering van actiebereidheid, wanneer dat bij herhaling leidt tot hetzelfde positieve resultaat.
Identificeren: Gevoelens herkennen als een herhaling van gevoelens die je vroeger kon hebben; het herleiden van actuele gevoelens naar het verleden. Het in actuele situaties waarnemen hoe je gevoelens lijken op je gevoelens in vergelijkbare situaties uit het verleden.
Inhibitie: Het effectueren van actiebereidheid tegengaan (belemmeren), voorkomen dat actiebereidheid overgaat in actie.
Interoceptie: Het vermogen om fysieke sensaties waar te nemen die in je lijf ontstaan bij actiebereidheid.
Negatieve gevoelens: Onplezierige gevoelens die je er toe aanzetten om datgene te vermijden wat je dit gevoel geeft.
Onderdrukken: Het belemmeren van het effectueren van actiebereidheid.
Positieve gevoelens: Plezierige gevoelens die je er toe aanzetten om je met datgene te verenigen wat je dit gevoel geeft.
Remmen: Het effectueren van actiebereidheid verstoren, uitstellen of beperken.
Situatiebetrokken: Bezig zijn met (aspecten van) de situatie, waarbij je gevoelens, gedachten en handelingen tonen wat je vindt van de situatie, dus hoe je wil dat de situatie gaat worden.
Situatiebetrokken gevoelens: Het hebben van gevoelens en gedachten over je situatie, overeenkomend met de betekenis die de situatie voor jou heeft of kan gaan hebben.
Situatief handelen: Handelen naar het oordeel dat jijzelf over je situatie kan hebben (ook al wijkt dat af van het oordeel en gedrag van anderen).
Sociaal wenselijk gedrag: Gedrag waarvan je veronderstelt dat anderen het niet zullen afwijzen maar het zullen accepteren of zelfs waarderen. Omdat zij zich ook zo gedragen, of omdat zij niet of zelfs positief hebben gereageerd op zulk gedrag van anderen of van jezelf, of omdat het aan bepaalde culturele maatstaven voldoet.
Sociaal wenselijk gedrag is niet situatiebetrokken, is niet intrinsiek gemotiveerd, want komt niet voort uit je eigen situatieve oordeel.
Sociaal wenselijk gedrag is zelfbetrokken, extrinsiek gemotiveerd, want ontstaat uit het je aanpassen aan het (verwachte) oordeel van anderen.
Zelfbetrokken: Bezig zijn met (aspecten van) jezelf in de situatie, waarbij je gevoelens, gedachten en handelingen tonen hoe je vindt dat je zou moeten zijn, hoe je je zou moeten voordoen in die situatie.
Zelfbetrokken gevoelens: Het hebben van gevoelens en gedachten over jezelf, overeenkomstig het oordeel dat jij (of een ander) over jou kan hebben.
Zelfvergeten: Analyserend en handelend ingaan op kenmerken van de situatie, zonder zelfbetrokken bezig te zijn met hoe je daar op in gaat.
Zelfverwerping: Het veroordelen van (aspecten van) jezelf, omdat je vindt dat je niet aan bepaalde maatstaven voldoet.
