FAQ situatieve therapie
WAT BETEKENT…?
-veelgebruikte begrippen en hun betekenis-
Actiebereidheid / actietendens: Emotie. De intentionele mobilisatie van lijf en aandacht om actief in te gaan op de situatie (om aspecten daarvan te veranderen of te handhaven), die automatisch ontstaat met je oordeel over de situatie, met de betekenis die de situatie voor jou heeft..
Actiebereidheid ontstaat wanneer je aandacht door (een aspect van) de situatie getrokken wordt, wat tot uiting komt in specifieke neurofysiologische activiteit en lichamelijke processen zoals hormoonafgifte, gewijzigde bloedsomloop, hartslag, ademhaling tot spierspanning en lichaamshouding. Actiebereidheid wordt vergezeld door een begrip (interpretatie) van de situatie of van een betekenisvol aspect daarvan.
Actiebereidheid verdwijnt wanneer je tot actie overgaat, en/of wanneer de situatie verandert, of wanneer een andere actiebereidheid sterker is en deze blokkeert.
Activeren: Het ontstaan van actiebereidheid; de totstandkoming van de bereidheid om in actie te komen (in communicatie en gedrag).
Betekenisvol leven: Kunnen beleven en handelen overeenkomstig de (positieve en negatieve) betekenis die situaties voor jou kunnen hebben.
Blokkeren (onderdrukken): Het tegenhouden, uitstellen, beperken of verstoren van het effectueren van de geactiveerde situatieve actiebereidheid.
Doorvoelen / focussen: het interoceptief blijven waarnemen van het lijfelijke gevoel dat optreedt bij een bepaalde actiebereidheid, ook al kan dat een onplezierig gevoel zijn (zoals bij een angstige actiebereidheid).
Effectueren: Het omzetten van actiebereidheid in actie.
Effectieve situatieve interactie: Communicatie die uitnodigt tot maximaal inleven in het eigen situatieve oordeel en emotionaliteit (dat wil zeggen: effectieve zelf-representatie, die uitnodigt tot maximale situatieve betrokkenheid van de ander), zonder aan het oordeel en de emotionaliteit van de ander te refereren (wat tot zelfbetrokken reactiviteit van de ander aanleiding kan geven, en mogelijk tot conflict).
Samen jezelf zijn: Gezamenlijke effectieve situatieve interactie, ofwel: wederzijdse zelf-representatie, wat leidt tot wederzijds begrip en afstemming.
Exposure: Het ondergaan van onplezierige, negatieve gevoelens als angst en zelfverwerping zonder er aan toe te geven, zonder er naar te handelen door iets aan de situatie te willen doen of aan de gevoelens zelf, om de onplezierigheid te verminderen (blootstellen).
Expressie: Het effectueren van actiebereidheid.
Gewoontevorming: Het versterken en versnellen van de effectuering van actiebereidheid, wanneer dat bij herhaling leidt tot hetzelfde positieve resultaat.
Identificeren: Gevoelens herkennen als een herhaling van gevoelens die je vroeger kon hebben; het herleiden van actuele gevoelens naar het verleden. Het in actuele situaties waarnemen hoe je gevoelens lijken op je gevoelens in vergelijkbare situaties uit het verleden.
Inhiberen: Het blokkeren van het effectueren van actiebereidheid (inhibitie), voorkomen dat actiebereidheid overgaat in actie.
Interoceptie: Het vermogen om fysieke sensaties waar te nemen die in je lijf Interoceptieve exposure: Het lokaliseren van en vervolgens blootstellen aan (ervaren van) de gevoelens in je lijf (verlangen, angst, boosheid) die niet situatief zijn maar zelfbetrokken. Dit zodat deze gevoelens je er niet meer onnadenkend toe aanzetten om er naar te handelen. Hierdoor zullen de zelfbetrokken gevoelens vanzelf verminderen: (1) omdat zij niet meer door handelingen bekrachtigd worden, en (2) omdat het in de actuele situatie onnodig blijkt om deze gevoelens (actiebereidheid) nog te hebben.
Imaginaire exposure therapie: Het in gedachte blootstellen aan (weer ervaren van) traumatische situaties in het verleden, opdat hier opnieuw een oordeel en overtuiging over kan ontstaan, dat niet meer zelfbetrokken maar situatief is.
Klachten en symptomen: Lichamelijke en gedragsmatige manifestaties van de zelfbetrokken angst om af te wijken van het oordeel van anderen, en van de situatieve actiebereidheid die grotendeels geblokkeerd wordt.
Negatieve gevoelens: Onplezierige gevoelens die je er toe aanzetten om datgene te vermijden of ongedaan te maken wat je dit gevoel geeft.
Onderdrukken (Blokkeren): Het tegenhouden, uitstellen, beperken of verstoren van het effectueren van de geactiveerde actiebereidheid.
Positieve gevoelens: Plezierige gevoelens die je er toe aanzetten om je met datgene te verenigen wat je dit gevoel geeft.
Situatiebetrokken: Bezig zijn met (aspecten van) de situatie, waarbij je gevoelens, gedachten en handelingen tonen wat je vindt van de situatie, en hoe je wil dat de situatie gaat worden.
Situatieve therapie richt zich op de verhouding tussen situatiebetrokken en zelfbetrokken, en gebruikt niet het onderscheid “jezelf zijn vs niet jezelf zijn”. Het uitgangspunt is dat je altijd jezelf bent (namelijk alles wat je van nature bent en wat je aangeleerd hebt) en dat je altijd het beste doet wat je kan, gegeven je beperkte kennis en emotionaliteit. Voor situatieve therapie is het onderscheid en de verhouding tussen situatiebetrokken en zelfbetrokken essentieel; want ook al ben je zelfbetrokken en aangepast (en dus niet ‘authentiek / echt’, maar ‘gemaakt, onecht’) dan ben je nog steeds jezelf: er is bij iedereen een bepaalde verhouding tussen zelfbetrokkenheid en situatiebetrokkenheid aanwezig.
Pas wanneer deze verhouding te zeer doorslaat naar de zelfbetrokkenheid, kan dat problemen geven qua zin, beleving en communicatie. Waarbij het doorslaan naar zelfbetrokkenheid wordt opgevat als het resultaat van situatieve omstandigheden, niet van eigen keuzes. Een eigen keuze ontstaat pas door aanraking met alternatieve situatieve omstandigheden, zoals positieve reacties of therapie.
Situatiebetrokken gevoelens: Het hebben van gevoelens en gedachten over je situatie, overeenkomend met de betekenis die de situatie voor jou heeft of kan gaan hebben.
Situatief oordeel: De betekenis die een situatie voor je kan hebben, gegeven je voorgaande ervaringen (je interpretatiekader) en actuele behoeften.
Situatieve actiebereidheid: De intentionele mobilisatie van lijf en aandacht om te kunnen handelen naar de betekenis van de situatie voor jou / naar je eigen oordeel over je situatie (ook al wijkt dat af van de betekenis ervan / van het oordeel erover voor anderen).
Situatieve actie: Handelen en communiceren naar het oordeel dat jijzelf over je situatie kan hebben (ook al wijkt dat af van het oordeel en gedrag van anderen).
Situatieve diagnose: Het identificeren van de situatieve aspecten die (persoonlijke, relationele of professionele) onvrede, klachten of symptomen vergroten en het identificeren van de vormen van persoonlijke situatieve reactiviteit (afwezige of oude situatieve ervaringen en gewoontes) die een effectieve transformatie van deze aspecten blokkeren of verergeren.
Situatieve reactiviteit: het automatisch reageren op aspecten van de sociale situatie, op de lichamelijk-emotionele en rationeel-interpretatieve (begripsmatige) wijze waarop deze in het verleden betekenis voor je had.
Situatieve therapie: Therapie die gericht is op het transformeren van de onwenselijke aspecten van de persoonlijke, relationele of professionele situatie, die aanleiding geven tot onvrede, klachten en symptomen. Deze situatieve transformatie vindt plaats met behulp van technieken voor effectieve situatieve interactie, en technieken voor het reduceren van ineffectieve situatieve reactiviteit (lichamelijk-emotioneel en rationeel-interpretatief).
Sociaal wenselijk: Het aanpassen aan de veronderstelde oordelen en wensen van anderen, door het negeren en blokkeren, of ontkennen en vergeten van je eigen oordelen en wensen.
Sociaal wenselijk gedrag: Gedrag waarvan je veronderstelt dat anderen het niet zullen afwijzen maar het zullen accepteren of zelfs waarderen. Omdat zij zich ook zo gedragen, of omdat zij niet of zelfs positief hebben gereageerd op zulk gedrag van anderen of van jezelf, of omdat het aan bepaalde culturele maatstaven voldoet.
Sociaal wenselijk gedrag is niet situatiebetrokken, is niet intrinsiek gemotiveerd, want komt niet overeen met je eigen situatieve oordeel.
Sociaal wenselijk gedrag is zelfbetrokken, extrinsiek gemotiveerd, want ontstaat uit het je aanpassen aan het (veronderstelde) oordeel van anderen.
Transformeren: Het actief wijzigen van aspecten van de situatie, overeenstemmend met de (positieve of negatieve) wijze waarop de situatie betekenis voor je heeft.
Trauma: In situatieve therapie wordt (niet-fysiek) trauma opgevat als sociaal trauma. Als ervaringen van afwijzing en verwerping door anderen van je eigen oordeel, wil en gedrag.
Weerzin: De actiebereidheid die geactiveerd wordt door de negatieve betekenis die een situatie voor jou kan hebben.
Situatieve therapie richt zich ook op de verhouding tussen de positieve betekenis en de negatieve betekenis die een situatie voor je kan hebben. Wanneer telkens de negatieve betekenis overheerst, zal je beleving overheersend negatief zijn. In dat geval is het nodig om de situatie voor jezelf meer positief te veranderen, zodat je meer zin dan weerzin ervaart. Om de situatie positief te veranderen is het in de meeste gevallen nodig om de verhouding tussen zelfbetrokken en situatiebetrokken te veranderen naar meer situatiebetrokken.
Zelfbetrokken: Bezig zijn met (aspecten van) jezelf in de situatie, waarbij je gevoelens, gedachten en handelingen tonen hoe je vindt dat je zou moeten zijn, hoe je je zou moeten voordoen in die situatie.
Zelfbetrokken actiebereidheid: De intentie om (verondersteld) sociaal onwenselijk gedrag van jezelf af te remmen of te blokkeren.
Zelfbetrokken oordeel en gevoelens: Het hebben van gevoelens en gedachten over jezelf, overeenkomstig het oordeel dat jij (of een ander) over jou kan hebben.
Zelfvergeten: Analyserend en handelend ingaan op kenmerken van de situatie, zonder zelfbetrokken bezig te zijn met hoe je daar op in gaat.
Zelfverwerping: Het veroordelen van (aspecten van) jezelf, omdat je vindt dat je niet aan bepaalde maatstaven en oordelen van anderen voldoet.
Zin: De actiebereidheid die geactiveerd wordt door de positieve betekenis die een situatie voor jou kan hebben.
Situatieve therapie richt zich ook op de verhouding tussen de positieve betekenis en de negatieve betekenis die een situatie voor je kan hebben. Wanneer telkens de negatieve betekenis overheerst, zal je beleving overheersend negatief zijn. In dat geval is het nodig om de situatie voor jezelf meer positief te veranderen, zodat je meer zin dan weerzin ervaart. Om de situatie positief te veranderen is het in de meeste gevallen nodig om de verhouding tussen zelfbetrokken en situatiebetrokken te veranderen naar meer situatiebetrokken.